Tranen kunnen vloeien zoals druppels die
onmerkbaar samensmelten in het water van
de hoop. De zon verblijdt je hart en je ziel
springt op van vreugde want de liefde is
geboren. Dit alles zal ik tot het einde aan
je schenken want ik ben vol van jou, dit
is een overlopen , een zo vervuld zijn dat
alle vogels slechts dat ene lied voortdurend
laten klinken. Ik hoef niet meer te vragen
waar je bent, want voor ik deze woorden
spreek ben je er al. Zo kunnen tranen vloeien
die onmerkbaar samensmelten in het water
van de hoop. Het zijn de zonnestralen die
dit verlangen strelen en laten schitteren
als regenbogen , die alle druppels als
even zoveel diamanten om je schouders
hangen. O, ik ben vol van jou, dit is een
overlopen, een zo vervuld zijn dat alle
bloemen voor jouw wandelen een tapijt
ontrollen waarin reeds onze kinderen
verweven zijn. O, kijk: een bruidsluier
bloeit open, een keizerlijke kroon die je
het hof maakt terwijl hoog in blauwe
luchten enkele witte wolken varen als
vlaggenschepen van vervuld verlangen.
Zo kunnen tranen vloeien die onmerkbaar
samensmelten in het water van de hoop.
Zo diep, zo pijnloos, zo genezend is dit
liefhebben dat alle zorgen in het Niets
verdwijnen, zo vol ben ik van jou. Jouw
liefde prijkt als witte anjers, is een teken
van een eeuwig duren. Zo kom ik nu naar
jou, omdat ik weet dat je me zal ontvangen,
en me maaltijd laten delen, zoals tranen
vloeien die onmerkbaar samensmelten
in het water van de hoop.
Vuur
Herinneringen… never forget the good times 😉
Kathedraal
Want is het niet van eeuwigheid geleden
dat wij elkaar ontmoetten, en hier zien wij
elkaar alsof het gisteren was, de wind waait
over, rond mij heen en kleurt mijn adem
als een sneeuwgordijn, je stem klinkt zo
vertrouwd, je wist dat ik je wachtte, alsof
de beer zijn winterhol verliet en rond de
toren dansen kwam, en het werd warm
en warmer tot het vuur begon te branden,
het vuur dat je mij aanbiedt hier, met bei
je armen, en ik kan er schuilen voor de
wind die als een sneeuwgordijn mijn adem
laat weerklinken in deze vroege nacht,
O toren, lieve toren, jij wijst mij de weg
en zelfs al ben ik dan verloren, nog steeds
blijft er dat sneeuwgordijn waarin ik wonen
kan en zijn.
(geschreven te Mechelen op een winteravond
aan de voet van de Sint-Romboutskathedraal)