Kathedraal

Want is het niet van eeuwigheid geleden
dat wij elkaar ontmoetten, en hier zien wij
elkaar alsof het gisteren was, de wind waait
over, rond mij heen en kleurt mijn adem
als een sneeuwgordijn, je stem klinkt zo
vertrouwd, je wist dat ik je wachtte, alsof
de beer zijn winterhol verliet en rond de
toren dansen kwam, en het werd warm
en warmer tot het vuur begon te branden,
het vuur dat je mij aanbiedt hier, met bei
je armen, en ik kan er schuilen voor de
wind die als een sneeuwgordijn mijn adem
laat weerklinken in deze vroege nacht,
O toren, lieve toren, jij wijst mij de weg
en zelfs al ben ik dan verloren, nog steeds
blijft er dat sneeuwgordijn waarin ik wonen
kan en zijn.

(geschreven te Mechelen op een winteravond
aan de voet van de Sint-Romboutskathedraal)

Plaats een reactie