Literaire avond in Muntpunt, Brussel met boekvoorstelling (nieuwe graphic novel) “Drieman” van en met Wide Vercnocke. Moderator en interviews: Annelies Moons – Gasten: Jeroen Olyslaegers, Shamisa Debroey – Muziek: Stoomboot. “Drieman” vertelt het verhaal van hoe Wide het beladen familieverleden ervaart. Recensies en informatie over deze publicatie kan je hier vinden.
All Souls
I know that finally my soul
will leave this nest that once
grew out of the fire of Love’s
call and like a bird then it will
fly into the night so gently
touched while focusing the
turning point for a new journey
But when it meets the distant
call of home this soul of mine
shall want no more and shall
into Eternal Presence settle down
and come to rest
“Crossing the Bar” by Alfred Lord Tennyson
CROSSING THE BAR
Sunset and evening star,
And one clear call for me!
And may there be no moaning of the bar,
When I put out to sea,
But such a tide as moving seems asleep,
Too full for sound and foam,
When that which drew from out the boundless deep
Turns again home.
Twilight and evening bell,
And after that the dark!
And may there be no sadness of farewell,
When I embark;
For tho’ from out our bourne of Time and Place
The flood may bear me far,
I hope to see my Pilot face to face
When I have crost the bar.
Adagio Sostenuto
#AdagioSostenuto (even geduld: de langzame “zwarte” intro is bedoeld) Soms kan “een weinig” meer dan voldoende zijn. Even verpozen in de herfst en vertoeven met Rachmaninoff op de bank van Fleur (2002-2017). Er gebeurt zo goed als niets, net daarom meer dan voldoende: “Als de ziele luistert / spreekt het al een taal dat leeft, / ’t lijzigste gefluister / ook een taal en teken heeft…”, Gezelle. (Het leidmotief van dit adagio werd in 1975 opgepikt door Eric Carmen voor zijn wereldhit “All by Myself”)
Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft,
’t lijzigste gefluister
ook een taal en teken heeft:
blaren van de bomen
kouten met malkaar gezwind,
baren in de stromen
klappen luide en welgezind,
wind en wee en wolken,
wegelen van Gods heiligen voet,
talen en vertolken
’t diep gedoken Woord zo zoet…
als de ziele luistert!
(Guido Gezelle, 1859)
De Jutter
DE JUTTER
Ballade
De nacht is zwoel, de nacht is zwart,
groen vlamt de lauwe vloed :
de jutter in zijn schuine vlet,
de jutter zwoegt aan ’t druipend net,
hij grijnst: de vangst is goed.
En schuiner, schuiner helt de boot,
in ’t water spant de tros ;
hij windt en windt, en kent geen angst,
zwaar in zijn vingeren weegt de vangst :
de jutter laat niet los.
Zo barst het net, de jutter staart,
de boot deinst met een sprong :
daar kronkelt in een groenig licht
met lekend haar en bleek gezicht,
een meermin glimmend jong.
Zij spartelt schuw, zij zoekt den boord,
hij grijpt verbeten toe ;
klemt in zijn vuist een vochten arm,
haar vlees is week, de hand is warm…
Zij staroogt, spartlensmoe.
Zijn arm omsluit haar glanzend lijf,
hij gluurt haar hijgend aan :
“o Jutter, zucht zij, laat mij vrij,
o werp de meermin overzij
of ’t mocht jou slecht vergaan…”
Hij luistert niet, hij hoort het niet,
de boot zwalkt schuimend rond ;
hij bukt en buigt in geilen dorst,
hij rukt haar bevend aan zijn borst
en kust haar op den mond.
Haar gladde lijf ontglipt zijn greep,
zij plonst met groene vlam ;
de jutter hoort hoe in den nacht
de meermin wild en wonnig lacht,
en ligt op dek als lam.
De nacht is zwoel, de nacht is zwart,
de deining gloeit en brandt;
en langzaam, langzaam zinkt de schuit,
de jutter vloekt zijn waterbruid,
zwemt zwijmelend aan land.
Nu doolt hij stom de vloedlijn langs,
bij dag doch meer bij nacht ;
dan hoort hij plonzend in den vloed
de meermin die in groenen gloed
zo wild en wonnig lacht.
F.Vercnocke