Avondval

De avond valt
hij laat zich kennen
het is even wennen
wennen aan jou
die al in de nacht wil dwalen,
– zoveel verhalen
zoveel zinnen, –
weinig woorden
om jouw ogenblik
te vullen want
de avond valt
hij laat zich kennen
het is even wennen
want opnieuw begeef ik mij op weg
ik wankel en
ik wil bekennen
aan jou
met jou
aan je lippen toevertrouwen
hoe je mij de adem afsneed
hoe mijn vingers zich
om deze strakke koord
om dit maar telkens weer
zich spannend kluwen
strengelden
verstrikt
gestikt in
deze avondval
die zich nu laat kennen
het is even wennen
maar dit uur is me vertrouwd
want ik wen aan jou
die zoals steeds
in deze nacht wil dwalen,
maar eerst de avond
deze avond
zie hoe hij valt:
laat ons klinken,
zingen, stampen,
stampen
en verdampen
zachtjes wennen
aan de avondval.

(Markt, Londerzeel, 23 oktober 2015, 22:20)

Mantelzorg

Zoals ik in jouw mantel schuilen kon en groeien naar het Licht,
zo leg ik nu mijn mantel zachtjes over bei je schouders om je
in te dekken voor een lange nacht, buiten klinken heldere zangers,
en hoog schuiven de wolken aan en op en over, er valt een plotse
duisternis, een lange schaduw snelt vanuit de verte naar ons toe,
het lijkt wel of ook die een deelgenoot wil zijn van dit bedekken,
hoewel ik dacht dat het een nieuwe morgen was, zo scheen me toe
bij ’t horen van de buitenliederen die almaar helderder en helderder
de kamer overspoelen, je glimlacht, je wordt wel meer dan 100 denk
ik dan, en even waait er een gedachte binnen, stel dat ik eerst zou gaan,
wat zal er dan gebeuren, neem ik mijn mantel dan maar mee, of zal
een nieuwe al wat schaduw is doen oplossen in wuiven, in verstuiven,
zoals die penetrante geur die zonder vragen zich komt wagen in de
kamer, deze kamer, de kamer van de hoop, de kamer van wat me nu
een eeuwig duren lijkt, nee, er zijn de dagen van het vragen en het
dragen, er zijn de dagen van de lasten en het water, van aan en op
en over, er zijn de nachten van het wachten, het wachten en het
vrezen, het bevend strelend raken, ja, O ja, geef me, geef me ik zal
niet meer vragen, slechts fluisteren, knikken, niet verstikken, en dan,
dan zal er enkel adem overblijven, jouw adem die zich in de mijne
keert en zich daar nestelt, zoals ik bij jou toen, jij bij mij, je armen
worden vleugels waarmee je wiekend wentelt, keert en mantelt,
waarmee je ziel zich overgeeft aan dageraad en zorgt voor overgang.

afbeelding: foto getrokken toen de rijzende zon door de achterruit zorgde voor schaduw op het olieschilderij “Oceanic Trance”, geschenk van goede vriend & kunstenaar Arno Rollenberg (Alkmaar)

Spiegelbeeld

Waar zon schijnt groeit de dag,
de nacht is dan het spiegelbeeld
van ver vervlogen schitteringen
die tussen sterren dan getuigen
van wat in leven zichtbaar was,
waar zon schijnt groeit de dag,
de nacht wordt toegedekt, wie
wakker is aanschouwt een dieper
weten, dat alles wat zo helder
zichtbaar is dan oplicht in een
ander kleed, alsof je plots de
sleutel vindt van kasten die zich
gesloten hielden, dit is de toegang
tot de openbaring van de duisternis:
de zon laat groeien overdag en
laat de nacht het land besturen.

Verwachting

Kinderen dragen in hun hart nog alle dromen,
gekoesterd door de warmte van zuiver verlangen,
ze zijn nog open, onbevangen, kwetsbaar, zoals
de zon, die altijd schijnt  niet enkel Licht geeft
als de dag opduikt, maar ook tijdens de nacht
nog helderheid kan tonen wanneer  de maan,
haar tweelingziel, zich aan het firmament komt
tonen. Zo is het ook met ons, die ouder dan geworden,
datzelfde kind nog dragen, open, onbevangen,
kwetsbaar, en het vaak pas vrijuit laten spelen als
we vertrouwen vinden, warmte of een troostend woord,
als we ons openstellen voor oprechte uitnodiging,
een koestering. En pas als we een veilig onderkomen
kunnen bieden aan het ons toevertrouwd verlangen
hier onze dromen uit te leven, zoals  de maan
aan zonnestralen, dan zal er vreugde zijn, dan
zal  vervulling zijn gevonden van onze diepste
wens, te bloeien als een kind dat welkom  is, zoals
een bloem die zich pas open plooit bij het ontvangen
van het Licht omdat ze dat verwachtte.

Nachtzuster

Terwijl de nacht zich zacht omheen je
schouders legt, als om je in te dekken
voor een lange reis, je te beschermen
voor gevaren onderweg, zo wil ik wel
verlichting brengen, verbanden leggen
tussen waak en slaap, tussen wat nog
niet is en komen gaat, tussen wat niet
geschreven wel gelezen wordt in
de ruimte tussen droom en daad,
terwijl de nacht zich zacht omheen je
schouders legt, onmerkbare omhelzing
van een langverwachte reisgenoot, zo
wil ik wel verlichten, verbanden leggen
over zielennood en over angsten, zoals
een brug de ene oever met de andere
verbindt, zoals een nieuwe dageraad
zich tussen wolkenflarden aan de kim
ontplooit, zoals je adem mijn verlangen
drinkt, zo wil ik je bedwelmen, en je
pas wakker maken als de nacht zich
zacht omheen je schouders legt

%d bloggers liken dit: