Kookaburra

De wind gaat langzaam liggen,
een laatste zucht, een koppel
wilde ganzen maakt gebruik
van deze ademtocht om sierlijk
neer te strijken op het bijna
rimpelloze water, dit is
een zielentocht, een haperen,
het schateren van stemmen
klinkt misplaatst, de veerman
trekt de kabels strak, waarom
verblijven wij in deze tussenstad,
dit twijfelen tussen oevers, het op
en neer gaan van dit vloeien, en dan
die stemmen, O, die stemmen,
zij snijden als gewette messen
in dit Avondland,
vaar mij, vaar mij naar de overkant,
het land van zacht vertoeven,
niet meer hoeven,
enkel dan jouw armen en
je schoot waarnaar ik terugkeer
op die zachte ademtocht,
die laatste zucht
om sierlijk neer te strijken,
aan te meren
in jouw rimpelloze
Zee van Stilte.

(Sint-Amands, zondag 20 september 2015, 17:30 aan de Scheldebocht, bij het graf van Emile Verhaeren)

ps: “Kookaburra” is de naam die de Aboriginals (Australië) geven aan de “lachvogel”, tevens de naam van het schip dat ligt in de bocht van de Schelde bij Sint-Amands, zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kookaburra

WP_20150920_008

Deze foto werd genomen door Hermine & Eddy, bij het graf van Emile Verhaeren aan de Scheldebocht te Sint-Amands. “Toevallige” vriendelijke en hartelijke voorbijgangers, zodat het gedicht dat ik wou schrijven moeiteloos uit mijn pen vloeide! Dankje! 🙂

Stil

Je luistert niet want het is stil , toch hoor
je 1000 woorden. Het spreken gaat aan
jou voorbij omdat je luistert met je ogen.
Zoals de zon nu achter wolken schuilt
zo regent het geluiden die je niet kan
zien. Toch wordt er hoop geschonken,
maar die vraagt niet om een wederwoord.
Er bloesemen geuren langs het venster
binnen en even word je afgeleid, je lijden
gaat even opzij, een zonnestraal kan je
verblijden. Even krijg je de indruk dat
het licht verschijnen zal, maar dan ga je
weer slapen, als een beer die naar zijn
hol trekt voor de winter, en klaar is om
in dromen te verdwijnen. O, als je een
mol kon zijn, dan zou je zien hoe helder
deze tunnel is. En sterker nog, er komt
geen einde aan. Het zien is er als naar
de plaatjes van een kinderkijker, waarin
gespiegeld 1000 beelden als  even zoveel
sterren draaien in  wentelende Melkweg
stelsels. O, als je  hier kon zijn, aanwezig
in dit ogenblik  dan zouden lichtjaren
je optillen uit je vergetelheid, je zou met
millimeterstapjes door eeuwigheden
reizen, maar je luistert niet, want het
is stil, toch liggen 1000 woorden voor
het rapen. Er valt een moeheid over je,
alsof een zwaartekracht je neerhaalt
in je winterhol. Kom, laat alle ogen
achter, en je zal zien dat op het netvlies
van je spreken, het luisteren te wachten
ligt, zwijg nu in alle talen, en ontvang .

Overdonderd

Heel in de verte hoor ik hoe je stem over de vlakte zweeft,
nog slechts verlicht door late zonnestralen.
Je ogen zijn nog niet herkenbaar,
je haren waaien voor je uit
als wind die door de korenvelden wandelt.
Heel in de verte zie ik hoe je stralend dichter komt
zoals van sterren je enkel voelt wat achterblijft.
Je handen zwaaien al,
ze wenken naderbij
en ik verwelkom de zwoelte van de nacht,
terwijl je al je  eerste druppels uitstrooit op mijn hunkerende blik.
En dan, plots ben je daar,
je stormt mijn adem binnen
als een stroom die niet te stuiten valt,
je overweldigt me in al mijn vezels,
mijn ogen schieten vuur,
mijn oren worden overdonderd door je stem,
ik kan niet langer in dit lichaam blijven of ik word verteerd.
En als je weer gaat liggen dan hijg ik nog na,
een  vrede maakt zich  meester van dit ogenblik,
heel in de verte zie ik hoe je wolken sluiten,
je ogen vallen toe,
je haren rusten  op je schouders,
ik zie hoe ze je stem bedekken,
en over korenvelden valt nog laat wat sterrenstof,
dat op de halmen achterblijft,
zoals je regendruppels zijn ze  uitgestrooid,
en verder, steeds verder  zie ik je  verdwijnen,
en blijf ik zachter achter,
stil.

Druppelstilte

Langzaam druppelt water
tot de rand dan overloopt
en in dit water spiegelt
heen en weer het leven als
een blad dat op de wind
zoekt thuis te komen, of
heeft de boom het blad
verloren? Is dit een afstaan
of een wonder, of zijn het
wonden tussen jou en mij?
Het twijfelen tussen zon en
maan, tussen de bloembladen
waait dan herinnering, ze
trillen als de draden van
een web, gestuurd door een
onzichtbaar grijpen en je
woelt doorheen de sporen
van dit achterlaten, neen
het is geen loslaten, en
toch wordt dit ontbonden,
op en neer en heen en weer
lopen de druppels tot ze
drogen, zich te ruste leggen
tussen de plooien van je
huid, je mantels die je draagt
om al dit ademen in te dekken
als een vacht, een vochtig
worden en een stollen tot
er niets meer overblijft dan
wakker worden in een nieuw
begin dat smaakt nog naar
wat langzaam binnensijpelde
en over randen heen dan
overliep tot het zich spiegelde
aan al je onbegrip, als druppel
stilte die zich hult in  zwijgen.

(afbeelding via http://danslessouliersdoceane.hautetfort.com/

Regenboog

 

Kering2

De zon breekt telkens weer doorheen de wolken,
zoals de regen nooit lang op zich laat wachten
als gedreven door een aanwakkerende bries de
witte rookgordijnen  donker worden. Ontelbaar
bevolken ze de hemel soms, ontembaar schuiven
ze over elkaar, en in elkaar zoals gerijde legers
hun slagorde verliezen als vriend en vijand
elkaar treffen, niet meer te onderscheiden zijn.
Weerklinkt een donderslag volgt  doodse stilte,
die ruimte maakt voor nieuwe  mokerslagen op
het aambeeld van de strijd. En plots verschijnt
de regenboog: wie heeft er dan nog pijlen? Enkel
de zon, die telkens weer doorheen de wolken breekt.

(afbeelding: Wissant, Nord-Pas De Calais, Frankrijk)