Stille Zaterdag

Stille Zaterdag 2015-04-04 003

Zoals vandaag de sneeuw valt op
het bloemend gras, zo kunnen
we de hartslag horen van de
Liefde die dauw en vlokken
samensmelten laat. Zoals vandaag
de regen alle water vloeien laat
zo kunnen we de rimpeling der
zielen zien waarin de kennis
aller eeuwen opgeslagen ligt,
rustend in de bedding van
een sterrenstroom. Zullen we
dan dit hemels lied ontvangen?
Zullen we dan in deze aardse
droom ontwaken? Zullen we
dit vurig lied dat ons geschonken
wordt aanvaarden? Het zijn de
vleugels van de engel die ons
als een mantel nu omhullen,
zoals vandaag de sneeuw valt
op het bloemend gras , zoals
vandaag de regen alle water
vloeien laat, zoals vandaag
de hartslag van de Liefde klinkt.

Mantelzorg

Zoals ik in jouw mantel schuilen kon en groeien naar het Licht,
zo leg ik nu mijn mantel zachtjes over bei je schouders om je
in te dekken voor een lange nacht, buiten klinken heldere zangers,
en hoog schuiven de wolken aan en op en over, er valt een plotse
duisternis, een lange schaduw snelt vanuit de verte naar ons toe,
het lijkt wel of ook die een deelgenoot wil zijn van dit bedekken,
hoewel ik dacht dat het een nieuwe morgen was, zo scheen me toe
bij ’t horen van de buitenliederen die almaar helderder en helderder
de kamer overspoelen, je glimlacht, je wordt wel meer dan 100 denk
ik dan, en even waait er een gedachte binnen, stel dat ik eerst zou gaan,
wat zal er dan gebeuren, neem ik mijn mantel dan maar mee, of zal
een nieuwe al wat schaduw is doen oplossen in wuiven, in verstuiven,
zoals die penetrante geur die zonder vragen zich komt wagen in de
kamer, deze kamer, de kamer van de hoop, de kamer van wat me nu
een eeuwig duren lijkt, nee, er zijn de dagen van het vragen en het
dragen, er zijn de dagen van de lasten en het water, van aan en op
en over, er zijn de nachten van het wachten, het wachten en het
vrezen, het bevend strelend raken, ja, O ja, geef me, geef me ik zal
niet meer vragen, slechts fluisteren, knikken, niet verstikken, en dan,
dan zal er enkel adem overblijven, jouw adem die zich in de mijne
keert en zich daar nestelt, zoals ik bij jou toen, jij bij mij, je armen
worden vleugels waarmee je wiekend wentelt, keert en mantelt,
waarmee je ziel zich overgeeft aan dageraad en zorgt voor overgang.

afbeelding: foto getrokken toen de rijzende zon door de achterruit zorgde voor schaduw op het olieschilderij “Oceanic Trance”, geschenk van goede vriend & kunstenaar Arno Rollenberg (Alkmaar)

Werken

Zou het hier goed wonen zijn?
Het water kent geen wederwoord,
het vloeit zijn leven zoals ons spreken
in de bedding van het luisteren.
Waar zijn de kinderen die in hun spel
onder de toren alle tijd vergeten?
Waar in het gras langs groene bermen
liggen de uitgestrekte tekenen
van samenzijn?
Waarom dit stromen nu nog vast te leggen
op het netvlies van geheugenbanen?
Zal dit verleidingsspel nog duren
tot de stenen zullen zijn verdwenen?
Zoveel tranen liggen hier te wachten op de zon.
Dit gras is vochtig, vruchtbaar,
maar het groeien kent nog geen begin.
Vader wandelt hier eenzaam tussen
de liederen van vogels die de muren strelen.
Hij is er niet, enkel in wonen.
Voorbij de verte kan hij de aandacht
merken van dit Werken, zoals toen je
ontwaakte uit een vlucht, een helder
zien van wat met onzichtbare inkt
geschreven staat.
Zou het hier goed wonen zijn?
Want altijd heb je geloofd in wat je
ogen toonden.
Altijd kwam het kijken voor het weten.
Wie moet vergeving vragen?
Wie blijft zieltogend achter in dit dorp
waar eens vergeten woonde?
Dan zullen ogen in de nacht oplichten
als opalen, dan zal verdwalen leiden
naar sporen die de stenen achterlieten,
dan zullen aan tafels van de hoop
de glazen klinken, in Werken zal
het dan goed wonen zijn,
dan zal de watermolen verhalen malen
waarvan het goed proeven is.
Verder wandelt vader, in Werken woont hij,
zijn voetstappen vragen niet langer om
gevolgd te worden, want hij is er niet,
enkel in Werken.

(geschreven bij een bezoek aan het West-Vlaamse Werken, deelgemeente van Kortemark)

afbeelding: Kruisstraatmolen, Werken

Winterslaap

Als alle wolken zijn verdwenen
zal ik de woorden vinden aan
de horizon, een nieuwe taal
zal dan ontwaken uit een
winterslaap, en golf na golf
spoelen de letters aan, ik hoef
ze enkel te verzamelen zodat
ik dit verhaal kan schrijven
in het zand, en als ik dan
wandel over water neem ik
ze mee, helemaal
tot aan  de overkant,
voorbij de horizon
van het beloofde land

Verblindend

Er is een wereld die ontwaakt
en toch blijven de blinden voor
de ramen, een schijn van zon die
enkel straalt voor nieuwe ogen,
ze staan geplant in tuinen van
de hoop, ze groeien, bloeien nu
onstuitbaar in een wereld die
ontwaakt, en toch blijven de
blinden voor de ramen, het straalt,
het spettert en het schaterlacht,
onstuitbaar is dit openvouwen,
als een waterlelie die drievoudig
naar de oppervlakte reikt, en
reikt en nog blijft reiken, zelfs
als de regen telkens weer gordijnen
stapelt en haar hoger noodt, er
is een wereld die ontwaakt als
ogen sluiten en het Hart zich
opent, er is een wereld die als
jubilaris wordt ontvangen door
de open armen van een nieuwe
dageraad en toch blijven de blinden
voor de ramen, wie wil bewonen,
binnentreden zal pas na vervellen
de druppels kunnen tellen die daar op
het gras in schijn van zon als
diamanten voor het grijpen liggen,
er is een wereld die ontwaakt, die
uitnodigt tot binnentreden, en die
de schijn van zonneschijn nog
overtreft, die lang nadat de ogen
zijn gesloten nog de Heraut blijft
van de Liefde die zich openbaart
in een wereld die ontwaakt en met
de blinden voor de ramen.

%d bloggers liken dit: