Zeg mij: waar is het dat de liefde woont,
als je het weet zeg het me dan. Ik kijk nu
naar de tijd als naar een verre vriend
die woont over de zee, ik kijk nu naar
de wind die waait over het water en ik
vraag me af: waar is het dat de liefde
woont? De wijzers draaien steeds maar
rond en torenklokken lijken wel op bellen
van zovele schepen, toch is er maar 1 schip.
Het vaart onder de wind over de zeeën
en wij varen mee, en toch, kan je mij nu
vertellen: waar is het dat de liefde woont?
Er is geen land in zicht en alle stuurlui
zijn verdwenen, toch vraag ik je: waar is
het dat de liefde woont? Een zeemeeuw
heeft het land verlaten en nestelt op het
dek naast jou onder de wind en hoog
ontwaar ik vele zonnen. Dit schip wordt
nu gedragen door een zee van stilte.
Terwijl ik kijk nu naar de tijd als naar
een verre vriend en naar de wind over
de zee, terwijl de wijzers steeds maar
cirkelen , neem ik het roer en kijk je
in de ogen. Hoe mooi zie ik het wonen
van de liefde daar, hoe mooi het huis
waarin ze toeft, en deze boot vaart
eindelijk de koers waarvan ik weet: hier
is het dat de liefde woont, ik hoor je
woorden nu, kompas en liefde worden 1,
wij zullen eeuwig deze zeeën zijn.