Poort

Caridad 027

Gedragen door een laatste zonnestraal
sluit zachtjes en geruisloos nauwelijks
merkbaar heel nabij de oude poort
en wandel ik naar morgen op een wolk
terwijl ik hunker naar de horizon en ik
bespeur zoals een schip dat aan de einder
langzaam groeit de nieuwe poort van het
beloofde land die zich zoals een bloem
ontvouwt en bloeit om mij met open armen
te ontvangen en met de wind laat ik me
drijven over de zeeën en het zand onder
de sterren boven de meeuwen en de duinen
en luister als een kind naar de verhalen van
de overkant waarin ik steeds een antwoord
vind. Beter dan dat ik tranen laat over de regen
die me zou kunnen overspoelen ben ik gelukkig
nu zoals een wolk en stel geen vragen

Verhalen

Suskewiet 001

Waarover wil je me vertellen?
Waarover ga je me vertellen?
Ik luister naar hoe je blijft vertellen
over gisteren, morgen, vandaag,
zelfs over Nu,
ach, vertel me liever over Liefde,
zoals die overloopt van Hartelijkheid,
van grenzeloze stilte die zo vruchtbaar
is als helder water,
die ieder greintje medelijden met jezelf
doet smelten als voor de zon een sneeuwvlok
En toch, ik hoor hoe je vertelt
over morgen, gisteren, vandaag, zelfs over Nu,
wij kijken elkaar aan,
vinden we daar die Liefde?
Vinden we daar de fijnafstemming onzer Zielen?
Ach, ik hoor je praten over
morgen, gisteren, vandaag, zelfs over Nu,
ik hoor het niet,
ik voel het niet,
enkel de wind die tussen ons zijn weg zoekt,
die kan ik zien,
die kan ik voelen,
mijn huid die aan het trillen slaat,
hij brengt verhalen, O, die verhalen
die overlopen van de Hartelijkheid
die enkel in een ogenblik te vinden is
als je je ogen sluit.

afbeelding: Belfort, Brugge

Het vliegenpapier

Intrigerend kortverhaal van Rober Musil (1880-1942) vertaling: M. Coutinho > hoe de observatie van het kleine een confronterend vergrootglas wordt…

fly2

        Het vliegenpapier Tangle-foot is ongeveer zesendertig centimeter lang en éénentwintig centimeter breed; het is bestreken met gele, vergiftigde lijm en komt uit Canada. Als een vlieg erop neerstrijkt — niet bijzonder gretig, meer uit conventie, omdat er al zoveel anderen zijn —, plakt hij eerst alleen met de onderste, omgebogen geledingen van al zijn pootjes eraan vast. Een heel lichte, zonderlinge gewaarwording, alsof wij in het donker lopen en met naakte voeten op iets trappen dat nog niets anders is dan een weke, warme, onoverzichtelijke weerstand en reeds iets waarin geleidelijk het gruwelijk menselijke binnenvloeit, het herkend worden als een hand, die daar op de een of andere manier ligt en ons met vijf steeds duidelijker wordende vingers vasthoudt.
       Daar staan ze allemaal geforceerd rechtop, als tabeslijders (*) die niets willen laten merken, of als wrakke oude soldaten (en een tikje o-benig, als wanneer je op een steile bergkam staat). Ze laten zich niet gaan en verzamelen kracht en bezinning. Enkele seconden later zijn ze tot een besluit gekomen en beginnen uit alle macht te gonzen en op te vliegen. Ze gaan met deze woeste handeling zo lang door tot uitputting hen tot ophouden dwingt. Er volgt een adempauze en een nieuwe poging. Maar de tussenpozen worden steeds langer. Ze staan daar en ik voel hoe radeloos ze zijn. Van onderen stijgen verwarrende geuren op. Als een kleine hamer tast hun tong ernaar. Hun kop is bruin en harig, als uit een kokosnoot gemaakt; als menselijke negeridolen. Ze buigen zich naar voren en terug op hun stevig vastgelijmde pootjes, buigen door de knieën en zetten zich af, zoals mensen die op elke manier proberen een te zware last te verzetten; tragischer dan arbeiders het doen, waarachtiger in de sportieve expressie van uiterste inspanning dan Laokoön (**). En dan komt het steeds even eigenaardige ogenblik waarin de behoefte van een seconde uit het heden zegeviert over alle machtige duurzame gevoelens van het leven. Dat is het ogenblik waarop een klauteraar om de pijn in zijn vingers vrijwillig de greep van zijn hand opent, waarop een verdwaalde in de sneeuw gaat liggen als een kind, waarop een achtervolgde met stekende pijn in zijn zijde stilstaat. Ze bewaren niet meer uit alle macht de afstand, ze zakken wat in elkaar en zijn op dat ogenblik heel menselijk. Onmiddellijk raken ze op een nieuwe plek vast, hogerop aan een poot of aan hun achterlijf of aan het uiteinde van een vleugel.
       Als zij hun geestelijke uitputting hebben overwonnen en na een korte poos de strijd voor hun leven weer opnemen, zijn ze al in een ongunstiger positie verankerd, en hun bewegingen worden onnatuurlijk. Dan liggen ze met gestrekte achterpoten op hun ellebogen opgericht en proberen zich af te zetten. Of ze zitten op de grond, steigerend, met uitgestrekte armen, als vrouwen die tevergeefs trachten hun handen uit de vuisten van een man te wringen. Of ze liggen op hun buik, hoofd en armen naar voren, als gestruikeld, en houden alleen nog hun gezicht omhoog. Steeds echter is de vijand slechts passief en haalt slechts winst uit hun wanhopige, verwarde ogenblikken. Iets onbestemds trekt hen omlaag. Zo langzaam, dat je het nauwelijks kunt volgen, en meestal met tot slot een plotselinge versnelling, als de laatste innerlijke inzinking hen overvalt. Dan laten ze zich plotseling vallen, naar voren op hun gezicht, over hun poten heen; of zijwaarts, met uitgestrekte poten; vaak ook op zij, achterwaarts roeiend met hun poten. Zo liggen ze daar. Als neergestorte vliegtuigen die met één vleugel de lucht in steken. Of als gekrepeerde paarden. Of met onbeschrijflijke gebaren van wanhoop. Of als slapers. Nog de volgende dag ontwaakt er soms een, tast een paar ogenblikken met een poot of gonst met een vleugel. Soms rimpelt zo ’n beweging over het hele veld, dan zakken ze allemaal nog wat dieper weg in hun dood. En slechts aan de zijkant van het lijf, in de buurt waar de poten beginnen, hebben ze het een of andere nietige, glinsterende orgaan, dat leeft nog lang. Het gaat open en dicht, je kan het zonder vergrootglas niet aanwijzen, het lijkt net een heel klein mensenoog, dat onophoudelijk open- en dichtgaat.   

(*)  tabes: ruggenmergtering
(**) Laokoön: deze priester waarschuwde de Trojanen voor het houten paard dat de Grieken achterlieten. Met zijn beide zoontjes werd hij door twee monsterachtige slangen gewurgd; beroemde beeldengroep uit de oudheid, nu in het Vaticaans museum bewaard:

Zie ook: DBNL De Revisor , de originele versie in het Duits kan je hier vinden.

Uitvaart

Er blijven woorden die onze zielen ankeren
en bij de uitvaart werpen onze ogen nog
een laatste blik,
vooruit wenken onzichtbaar nieuwe oevers,
eens aangemeerd de nieuwe  vaste grond:
een vreemde taal, 
ooit weet ik zullen wij elkaar ontmoeten
in deze zee van stilte waarin de zielen spreken
– eindeloos –
er is geen weg of hij is al bekend,
geen woord of het is al gesproken,
geen anker of het is al geworpen.

242 Coincidence Generator

 

Returning from my Summer Course on “Coincidence, Synchronicity, Toeval” in Dordogne, August 2012 see Antillia  I got lost on the roads of Normandy (France). I had a look on the roadmap and saw this funny village name: “Risquetout” (= “risk everything”), so I put that in my GPS. Then I noticed it took me to Route Départementale 242 (D242), and since I found out that this number is a powerful Coincidence generator (read the story here in Dutch: “242 Poëzie van het Toeval“) I decided to drive this road from beginning to end, starting in Le Sap and finishing in Trun, 26 km further on. Soon I found out that this road was the scene of a heavy battle during World War 2, remembered as “The Battle of Hill 262” read about what happened here, how many lives were lost: Hill 262
To illustrate how devastating this fight was and how much blood colored this hill a quote from General Eisenhower: “no other battlefield presented such a horrible sight of death, hell, and total destruction…”.
At the moment I was driving along this road, I wasn’t aware of its history. Nevertheless, during this 26 km, I took pictures of all road signs. I can imagine for the soldiers back then they were more than that: such a sign could mean the road to heaven or hell. Driving along the road I suddenly noticed that my car’s odometer showed 46,242km, see at 02:42 so I stopped, a little later I arrived at the “Couloir De La Mort” (“Corridor Of Death”) see at 03:00 . At 01:45 I found a rememberance sign, showing the birthday of my mother: at the time of the Flagofficer’s death she turned 25.
To accompany the pictures I chose a song from the Frisian (Netherlands) singer/songwriter Nynke Laverman: “De Ûntdekker” (= “the explorer, discoverer, pioneer”) because I thought rhythm, composition & lyrics fitted the images and the history of this location.
Nynke’s site: Nynke Laverman

That afternoon will stay with me, as if it were that all who fought here, all who died, all who were wounded, all who survived cried out: NO MORE…. and that’s what I hear too in Nynke’s powerful, yet vulnerable song. Ave. Pax Tibi.

Here the English version of Lynke’s lyrics (from her site)

THE DISCOVERER

my blackened feet are marching
along the rim of the crater
my blackened feet are marching
along the rim of the world
my blackened feet are marching
along the rim of the crater
my blackened feet are marching
and I won’t go home just yet

I do not know where I am
I do not know what’s coming
but my feet thump onwards
along the rim of the crater
I want to know who I am
in every corner of the world
I won’t go home just yet
I want to know
I am the discoverer
of the great unknown in me
I am the discoverer
my tracks are fresh
each day I am new

my blackened feet are marching
along the rim of the crater
my blackened feet are marching
along the rim of the world

I change with the landscape
I merge with the climates
I blend in with each colour
strike a chord in every speech

I churn with the rivers
I side with metropolises
let myself be slain by the sun
let myself be filled by the rain

my blackened feet are marching
along the rim of the crater
my blackened feet are marching
and I won’t go home just yet

in deserts I boil sand
and drink tea with scorpions
I swim as supple as snakes
passing under cool rocks

in the icescape I am bride
and sleep in a white suite
on the biggest four-poster bed
I sing songs of crystal

I am the discoverer
of the great unknown in me

%d bloggers liken dit: