Neergelegd

Het was zo’n dag vandaag,
één van de vele honderden die de jaren nu al tellen,
ik heb er mij bij neergelegd,
dat die dagen,
telkens weer,
zich zonder voorafgaande zomaar aanmelden
en wat moet je er dan mee?

Aanvaarden dat er is
een komen en een gaan,
of toch maar hopen dat de volgende
niet meer zo dwingend,
niet meer zo alles overstemmend,
overspoelend zijn?
Zoals golven soms,
als ze opgezweept en brullend zich een weg banen
dwars door en over alles heen,
zand omwoelen,
daarna neerleggen,
telkens weer,
en het tenslotte,
noodgedwongen,
achterlaten op het strand,
uitgestorven.

Ik buig dan nederig voor al dat aanzwellen van machtsvertoon
en kijk of aan de einder er al voorteken van omslag is,
van bedaren,
zoals de jaren die ik tel,
telkens weer,
wanneer jouw beeld zich op mijn netvlies brandt.

Die dagen worden langer,
opwaaiende herinnering,
een herfstblad dat het gras bedekt,
uitgestorven,

daar heb ik mij bij neergelegd.

(Vrijdag 30 oktober 2015)

Avondval

De avond valt
hij laat zich kennen
het is even wennen
wennen aan jou
die al in de nacht wil dwalen,
– zoveel verhalen
zoveel zinnen, –
weinig woorden
om jouw ogenblik
te vullen want
de avond valt
hij laat zich kennen
het is even wennen
want opnieuw begeef ik mij op weg
ik wankel en
ik wil bekennen
aan jou
met jou
aan je lippen toevertrouwen
hoe je mij de adem afsneed
hoe mijn vingers zich
om deze strakke koord
om dit maar telkens weer
zich spannend kluwen
strengelden
verstrikt
gestikt in
deze avondval
die zich nu laat kennen
het is even wennen
maar dit uur is me vertrouwd
want ik wen aan jou
die zoals steeds
in deze nacht wil dwalen,
maar eerst de avond
deze avond
zie hoe hij valt:
laat ons klinken,
zingen, stampen,
stampen
en verdampen
zachtjes wennen
aan de avondval.

(Markt, Londerzeel, 23 oktober 2015, 22:20)

Kookaburra

De wind gaat langzaam liggen,
een laatste zucht, een koppel
wilde ganzen maakt gebruik
van deze ademtocht om sierlijk
neer te strijken op het bijna
rimpelloze water, dit is
een zielentocht, een haperen,
het schateren van stemmen
klinkt misplaatst, de veerman
trekt de kabels strak, waarom
verblijven wij in deze tussenstad,
dit twijfelen tussen oevers, het op
en neer gaan van dit vloeien, en dan
die stemmen, O, die stemmen,
zij snijden als gewette messen
in dit Avondland,
vaar mij, vaar mij naar de overkant,
het land van zacht vertoeven,
niet meer hoeven,
enkel dan jouw armen en
je schoot waarnaar ik terugkeer
op die zachte ademtocht,
die laatste zucht
om sierlijk neer te strijken,
aan te meren
in jouw rimpelloze
Zee van Stilte.

(Sint-Amands, zondag 20 september 2015, 17:30 aan de Scheldebocht, bij het graf van Emile Verhaeren)

ps: “Kookaburra” is de naam die de Aboriginals (Australië) geven aan de “lachvogel”, tevens de naam van het schip dat ligt in de bocht van de Schelde bij Sint-Amands, zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Kookaburra

WP_20150920_008

Deze foto werd genomen door Hermine & Eddy, bij het graf van Emile Verhaeren aan de Scheldebocht te Sint-Amands. “Toevallige” vriendelijke en hartelijke voorbijgangers, zodat het gedicht dat ik wou schrijven moeiteloos uit mijn pen vloeide! Dankje! 🙂

De Waterput (Karelinahof)

waterput2

De nokbalk
is hersteld
en bloeit:
zo is het goed

En wij getuigen
van de wolken
en het water

Het wachten
draagt hier
vruchten

Het hout
zindert
verhalen
maar
plooit niet

Alle dieren
ademen
zoals jij en ik

Zoals de druppels
1 voor 1
zich in de waterput
geborgen weten
zo drink ik van jou

Hoe veel te meer
dan wij
in deze zee
van liefde

%d bloggers liken dit: