Ode aan de vriendschap en de droomreizen

Zo zeldzaam is de echte vriend gelukkig wie die parel vindt
en bij een roemer malse wijn dan klinken op het samenzijn.
Over problemen peroreren onze idee duchtig verweren;
met wijze teksten ons verpozen die we met zorg hebben gekozen
filosoferen, redeneren en Marx en Hegel confronteren
met Kierkegaard spijts alles hopen en d’existentie niet ontlopen.
Van Schopenhauer ons onthouden die van de vrouwen niet kon houden;
en uitgelezen boeken kopen ze uitlenen en dan maar hopen
de restitutie niet ’t ontlopen! Van verre reizen eindloos bomen
en thuiskomen in onze dromen en dan weer plannen voorbereiden
in deze gure wintertijden naar de geboden voordeelprijzen.
Aan blonde kusten samen toeven waar palmen in de zeewind zoeven…
Kaïro zien en mijmerend traag ontroerd, behoedzaam blijven staan
bij Toet-Ankh-Amons sarcofaag en dan naar El Amarna reizen
de resten van de tempel wijzen.
O Echnaton gij onbegrepen uw zonnedroom in puin gereten
maar als een feniks weer verrezen.
In El Bahari wierook weten die voor Hatjepsut uit de buurt
van Poent naar haar werd doorgestuurd.
De reismicroob heeft ons gebeten, Italië gaan we niet vergeten.
Eerst lieflijk Firenze boeken, d’Uffizia dagenlang bezoeken.
In Boboli’s tuinen ons verpozen en ’t panorama luidkeels eren
en onze lires ruim verteren.
In Rome Paulus’ zegen vragen, de zeven heuvelen ontwaren
het forum en veel kathedralen, in Pompeï de straat der lusten
met schroom betreden en daar rusten maar even, mijmrend dromen,
want in ’t zuiden lokt de overkant:
Hellas, Oud-Griekenland verkennen, aan hittegolven moeizaam wennen,
Acropolis: de stoere rots baker onze culturentrots.
En eeuwen vlieden traag voorbij, we zien de filosofenrij:
Socrates spreekt zijn klare taal, het gif: het eind van zijn verhaal,
maar Plato had zijn woord vergaard en voor het nageslacht bewaard.
Fidas, Muron, kunstenaars roemen, onmogelijk allen op te noemen.
We horen Leonidas prijzen zijn falanx, d’elite der wijzen
die tot het laatste offerbloed getuigt hoe de held sterven moet.
We reizen vrienden met elkaar, behoeden ieder voor gevaar
verdragen alle kleine kantjes en sussen lieflijk misverstandjes.

O Vriendschap is er schoner gave aan deze nectar zich te laven?
Als vreugd’ en voorspoed u verlaat is er de vriend, de toeverlaat
hij is de steun die niet versaagt, die trouw hoog in het vaandel draagt,
de echte vriend uw tweelingbroeder, voor elk gevaar is hij uw hoeder,
hij is de rots in bange dagen, hij wil voor u zijn leven wagen
en treurt met u bij elk gemis de saam gedragen droefenis,
hij deelt met u zijn kloeke buit en waarborgt u zijn vast besluit,
heeft ene Cresus goud met hopen, nimmer kan hij vriendschap kopen.
Gelukkig dus die niet vergeet, de ware schat die vriendschap heet.
En zijn we eindelijk thuisgekomen uit het wanenland der dromen
nog dobbert ’s levens bootje voort,, we glijden samen onverstoord
geen enkel stopsein houdt ons stil, we wuiven ’t jaar uit en weer in.

En komt de laatste bocht in zicht stuur dan de vrienden dit bericht:
de reis gaat naar het Eeuwig Licht, daar wacht op u aan ‘d overkant
nog hechter dan de aardse band de Vriendschap in ’t Beloofde Land.

(geschreven door mijn moeder in 2002 Simonne Vercnocke-Wolfs  @sim_wolfs (1919 -2015 )

Deze “Ode” had ze uitgeschreven op een rol papier die ze dan -afrollend- voorlas:

13

Plaats een reactie