Brievenkus

Eerste Liefdesbrief   (Armand Van Assche)

“De brieven slapen nog
met hun lippen verzegeld
maar ik lig allang wakker
als de postbode komt
de kleppen van zijn tas opslaat
en gevleugelde woorden loslaat.
Op mijn tenen loop ik naar de bus
en leg mijn oor dicht tegen haar aan.
Ik hoor leven bewegen
tussen de regels,
gewriemel, hartkloppingen;
ik hoor een klapzoen
en een klein hart
in een lichtblauwe omslag.
Voorzichtig betast ik
de halfopen lippen van de brief
en word even rood
zo rood als een postbus
en plooi dan open,
helemaal in de wolken
zwevend op mijn verliefde vleugels.”

 (foto met toelating van betrokkenen,
om te gebruiken voor publicatie ~
Leuven, Ladeuzeplein)

Vuur

Vandaag brandde het vuur in 1000voud,
overal likten de vlammen aan de wolken,
de  wind wakkerde verlangens aan zoals
opgezweepte golven stranden overspoelen,
ontstoken kaarsen verlichtten gewelven van
de hoop. Woorden werden toevertrouwd
aan rotsen waarop de branding beukte.
Was jij het die ver aan de horizon verzonk
en één werd met het water? Was het jouw
schip dat als een stip verdween, of was het
enkel je mantel die langzaam, langzaam
van je  schouders viel? Vlammende tongen
spraken van verre continenten en ongerepte
tuinen waarin de bloemen enkel bloeien
voor een onzichtbaar oog, waarin de lucht
geurt naar onbetredenheid, naar ochtenden
waarop het wakkerworden sterflijk is, zoals
de nacht. Vandaag schitterde het vuur in
1000voud, overal vatten de wolken vlam,
de tijd stond stil, en daarin werd een eeuwigheid
geboren.

(Wil je mee gezellig rond de vuurtafel?
Zie voor de komende Vuur Meetings:
https://www.boutman.com/Moon.htm
ps: gasten brengen ook wat Hout mee 😉

Opening

Welk geheim zal er vandaag
ontsluierd worden? Zoals de
wind in elke porie en de zee
voorbij de horizon, zoals het
licht van sterren in kometen,
het woord in zinnen en in je
hart het bloed, zo opent zich
de  poort van dieper weten :  
steeds naar binnen om dan
buiten zich te openbaren,
te glinsteren, waterdruppels
die gepareld cirkels tekenen
op je huid en zich verbinden
met de oceaan, er op en neer
en heen weer en meer en meer
deinen, deinen, tot je adem
golvend zich dan neerlegt,
en rust, en wacht, wacht op
de wind, de wind, die zacht
heel zachtjes dan ontsluiert.

Melkweg

gedicht “Melkweg”, door mijn vader, Ferdinand Vercnocke, 1947

o Wiel van sprankelend vuur dat door de ruimtenacht
wentelt en wentlen moet, geluidloos door de tijden,
kringloop van louter licht waarin de zonnen rijden
in koene regelmaat op eigen blinde kracht,
lukraak geworpen ring, geen einde geen begin,
niets dan een fonklend rad in ’t raderwerk der sferen,
dat ijlt door ’t ijle Niet om nimmer weer te keren,
duizelingwekkend snel de holle afgrond in,
wij wentlen wentlend mee in blind bewogen vaart,
een mensheid met haar hoop, haar bloed, haar puin, haar graven,
een aardbol klein en zwart bij dag noch nacht ontwaard…
En luide leert de mens zijn wijsheid en zijn wet;
hij haat en moordt en bidt terwijl de zonnen draven…
En ik ben mens door U, God’s vurig rad, verplet.

Papa

Je bent niet meer hier  je bent nu daar klinkt
tussen muren hier een  lied, alsof ik je nu zo
maar vergeten kan,  alsof je niet meer bent,
hier, te midden  onze  clan, alsof, alsof, alsof,
alsof we nu maar stil  geruisloos moeten doen,
doen alsof, met foto’s, beelden, kleuren die je
achterliet, en geuren, ’t enige tastbare dat
nog van je blijft, maar ’t blijft alsof, alsof je
ons nog met je mantel vol van Liefde stilletjes
bedekken wil. Maar ik, ik  weet nu beter wel,
want net heb ik je stem gehoord,  je klonk plots
even zacht en warm,  zo zonneklaar, zoals altijd,
zoals je mij,  die ongeschonden,  ongerept, en vol,
zo vol verwachting pas op  deze  wereldbol kwam
piepen, in je twee sterke  handen nam, mij droeg,
mij zachtjes streelde , dan fluisterde en zei:  lief
kind, hier ben ik nu vertrouw me  maar, geloof
me vrij, want het is waar, écht waar, wees welkom
hier, en nee, o  nee, niet zwaar, niets zwaar,  ik  ben
nu  hier en niet meer  daar, zie je het niet,  je bent
zo licht, zo zonnehelderklaar.

(schilderij: “Apocalyps”, door mijn vader,
Ferdinand Vercnocke +1989,
olie op doek, 175cmx150cm, 1964)