Mantelzorg

Zoals ik in jouw mantel schuilen kon en groeien naar het Licht,
zo leg ik nu mijn mantel zachtjes over bei je schouders om je
in te dekken voor een lange nacht, buiten klinken heldere zangers,
en hoog schuiven de wolken aan en op en over, er valt een plotse
duisternis, een lange schaduw snelt vanuit de verte naar ons toe,
het lijkt wel of ook die een deelgenoot wil zijn van dit bedekken,
hoewel ik dacht dat het een nieuwe morgen was, zo scheen me toe
bij ’t horen van de buitenliederen die almaar helderder en helderder
de kamer overspoelen, je glimlacht, je wordt wel meer dan 100 denk
ik dan, en even waait er een gedachte binnen, stel dat ik eerst zou gaan,
wat zal er dan gebeuren, neem ik mijn mantel dan maar mee, of zal
een nieuwe al wat schaduw is doen oplossen in wuiven, in verstuiven,
zoals die penetrante geur die zonder vragen zich komt wagen in de
kamer, deze kamer, de kamer van de hoop, de kamer van wat me nu
een eeuwig duren lijkt, nee, er zijn de dagen van het vragen en het
dragen, er zijn de dagen van de lasten en het water, van aan en op
en over, er zijn de nachten van het wachten, het wachten en het
vrezen, het bevend strelend raken, ja, O ja, geef me, geef me ik zal
niet meer vragen, slechts fluisteren, knikken, niet verstikken, en dan,
dan zal er enkel adem overblijven, jouw adem die zich in de mijne
keert en zich daar nestelt, zoals ik bij jou toen, jij bij mij, je armen
worden vleugels waarmee je wiekend wentelt, keert en mantelt,
waarmee je ziel zich overgeeft aan dageraad en zorgt voor overgang.

afbeelding: foto getrokken toen de rijzende zon door de achterruit zorgde voor schaduw op het olieschilderij “Oceanic Trance”, geschenk van goede vriend & kunstenaar Arno Rollenberg (Alkmaar)

Moederschool

Ik droomde van een school,
ik kon de weg niet vinden,
ik droomde van een school,
ik rook de zee, de geur
van groen, van bossen, bergen
en van weiden, ik droomde
van een school, er brandde
altijd Vuur, en rond het Vuur
werd er gedanst, gesprongen
en gezongen, ik droomde van
een school, van vogels, vliegen,
zweven, ik droomde van een
school, met handen die er
zwaaiden, graaiden naar
alle kennis die bijna voorgoed
verloren was gegaan in
de zandkastelen van de vloedlijn,
ik droomde van een school, van
ochtenden, van avonden en
nachten, ik droomde van
een school, van uurwerken
en klokken, van moeders,
vaders, kinderen, van moeders,
O ja, van moeders en vooral
van moeder, die droomde
van een school

ps  > afbeelding > zo zag ik het, de tekening dateert van twee jaar geleden, de woorden erbij kwamen pas nu, en in die flow ook: de eerste cursus en de bijhorende website die de naam draagt van die droomschool/schooldroom: ANTILLIA > “let it flow… let it grow” 🙂

June 1st, 1955 > me & my mother (she’s now 92+1,5) > at 1 point in life we have to make peace with our past, come to terms with it, and be grateful our Soul chose this place to blossom & flourish > each of our moments here is an opportunity for a rebirth, to become the “I” we are meant to be, so it’s a deep & grateful Thank You Mother 🙂

Asymptoot

 

En dit is wat ik zag
toen ik verdwaalde in het land van de herinnering,
toen ik de bomen niet herkende die de macht en
pracht van al hun stammen voor mijn ogen openden
tot statige pilaren van een onbekend paleis, toen ik
de weg verloren was, hoewel ik keurig alle plannen
had gevolgd, alle raad had opgenomen in het
spiegelveld van morgen, toen gisteren nog voor het
grijpen lag en alles wat dan nog gebeuren moest enkel
verlangen was naar openbaring,
dit is wat ik zag,
terwijl het leek alsof een jachthoorn in de verte
aanzette tot verdergaan, een melodie die harten
vreugdevol maakt, die zich in alle hoeken nestelt, ze
afrondt tot er niets dan buiging overblijft, en  daarin
kon ik dan verdwalen zonder dat ik zorg hoefde te
dragen naar wat zich binnenin ontplooide,
dit is wat ik zag,
ik zag het in de bomen, in hun stammen, in hoe zij
zich onmerkbaar voortbewogen, of was het ik toch
die maar verderging,
weten wij veel, wij weten alles als het maar meetbaar is,
als het kan worden ingedeeld in maten, in gewichten,
maar niet in, nooit in plooibaarheid, zoals de tijd, die
zich langs deze stammen slingert als een mistgordijn,
aan indeling heeft zij een broertje dood, zij speelt, zij
laat zich niet verschalken, terwijl wij, wij weten beter,
altijd beter.
Ik zag twee poorten, en de ene leek de ingang voor de
andere, niet te onderscheiden, niet uit te maken of je
ergens toekwam of vertrok, en de jachthoorn klonk
steeds luider, steeds indringender, een zielentoon die
zo herkenbaar is hoewel de partituur ervan nooit aan
papier werd toevertrouwd, wat niet in mensenheugenis
geschreven staat ligt hier plots voor het rapen, regels
voor het grijpen, orgelpunten, paradijs, ik zag twee
poorten, hoe meer ik reikte naar de ene, hoe meer de
andere zich sloot en omgekeerd, drijven, ik bleef maar
drijven op en neer in golven licht en donker, luid en stil,
ze geurden als een lenteochtendgloren, en ik sloot mijn
ogen, en ik zag, ik zag nog, ik zag nog twee poorten en ik
reikte,
reikte tot ik neigend dan werd opgenomen in herinnering.

in dankbare herinnering aan mijn moedertaal lessen nav een tekst  van Midas Dekkers “Hardlopers zijn doodlopers” en de daaropvolgende discussies met studenten > citaat: ‘Wil je weten waar ze uitkomen, kijk dan naar het renpaard. Dat is al aan zijn asymptoot.’ > of hoe Taalkunde, Wiskunde, Biologie etc. onderdeel zijn van 1 & hetzelfde lichaam 🙂

Vlieg

Je vliegt zowaar de letters aan, alsof je
tonen wil waarmee ik schrijven moet,
je hoekt van hier naar daar, en net
wanneer ik je vergeten ben voel ik
een tinteling, die zich onzichtbaar
voortbeweegt over de haartjes van
mijn huid, plots ben je daar, je draait
en keert, alsof je nog niet zeker bent
of ik je wel begrepen heb, of ik niet
ook één ben die enkel de verhalen
kent van hen die al je soortgenoten
liefst onmiddellijk tot zwijgen willen
brengen, laten verdwijnen zonder
wederkeer, en hop, daar zit je weer,
nu stil tussen de letters, een komma
punt waar ik dacht net een vraagteken
te plaatsen, ach, zal ik je maar vergeten,
zal ik me dan maar ook bekennen tot
het gild van de verdelgers, want ze zijn
met velen, een tegenleger dat de zon
verduistert, een golf van knikkers, van
verstikkers, wat vraag je me? Zuiveren,
een zuivering; de morgen van een nieuw
begin waarin een éénling in zich alle hoop
opstapelt om in veelvoud terug te keren,
zich in alle hoeken te bewegen waar
verloren letters wachten op verzameling.

ps: Lees ook het confronterende kortverhaal “Het Vliegenpapier” van Robert Musil (1880-1942) dat de inspiratie vormde voor mijn gedicht > http://wp.me/ppzNw-142

%d bloggers liken dit: