Het Laatste Woord

 

Wie denkt te weten dat hij wel alles weet
is slechts beginneling, dat weet diegene
die  in het verschiet de eindmeet ziet,
en laat ons laatste woord daarom
één  zijn  van dankbare tevredenheid,
waaruit alle verbittering is  opgelost,
dat wij met iedereen tot  vrede  zijn
gekomen, dat alle dromen uit ons
grote levensboek zijn voorgelezen  en
dat er echte vrienden waren om ze te
aanhoren, om zo die dromen met ons
rond  de open haard te delen, hand
in  hand. Ja, laat ons laatste woord
daarom zacht uitdoven op onze lippen
als een kaarsenvlammetje , dat stil
haar stervend Licht nog geeft aan
wie vertroosting zoekt, zodat wij
dan uiteindelijk het Licht ontmoeten,
tot helder weten komen, alwetend
worden en terugkeren tot stil Begin
waarin de eindmeet oplicht als een
Laatste Woord dat nooit werd
uitgesproken, maar ons ontvangt
als een beginneling.

Golgotha

Gesprek met een ter dood veroordeelde

Het wachten is op bloed dat rijkelijk zal vloeien
als inkt van zwart gesmolten over groen, helder,
de nachtportier zal drenken in een zee van vuur,
het wachten is op bloed dat rijkelijk zal vloeien
als het zonlicht dan de klinkers zal weerkaatsen
die in hout gedreven zijn, waarmee het kloppen
wordt geschreven waar mijn aders van door
drongen zijn, verschroeiend manna dat zomaar
uit het inktzwart komt gevallen als uitwerpsel
van ingeboren overschot, verstikkend in dit helder
modderwater, O,
het wachten is op bloed dat goed dat bloedt dat
rijkelijk zal vloeien als tussen vingernagels de eelt
bezwijkt voor etter,  als wolken waaruit regen nog
niet druppelt maar die toch al zwanger zijn, O,
het wachten is  op bloed dat rijkelijk zal vloeien,
keer op keer, een periodiek van eb en vloed, als
inkt van zwart gesmolten over groen, helder,
de nachtportier zal aankijken en stamelend vragen
“lees mij dan”, laat mij weerklinken, zoals die spijkers
die in hout gedreven het kloppen zullen schrijven
waar mijn aders van doordrongen zijn, zoals
de nerven van dit blad waarop plots de schatkaart
zich ontplooit en daarop  dan de wegen zijn gebrand
die leiden naar het Paradijs, O,
het wachten, ja, dit wachten is als bloed dat eindelijk
kleur bekennen zal, de kleuren waarmee ik jou als
ademende regenboog omspande, die jou hemelhoog
tot manna puren, O,
je was verrezen en ik offerde mijn bloed dat zomaar
uit het inktzwart kwam gevallen als uitwerpsel van
ingeboren overschot, verstikkend in dit helder
modderwater, O,
het wachten kan niet langer, het bloed heeft mij
genomen, ingenomen, opgeslokt, nu ben ik dan
een inwerpsel dat niet te stelpen valt, een laatste snik,
tot bevend ik dan open voor de dagportier, O,
het wachten wordt hier rijk beloond want kijk:
nu, ja, nu vloeien wij samen in dit helder inktgordijn
van zwart gesmolten over groen, verlossing dan,
eindelijk opgelost.

(afbeelding: “Kristos”, Ferdinand Vercnocke, Olie op doek, 100 x 80 cm)

Eindtijd

Er is een einde en begin van dagen en wij weten niet
wanneer ons ogenblik gekomen is, wij reizen door de
tijd, door een onstilbaar Hart gedragen, het is niet aan
te wijzen, en toch is het aanwezig, wij zijn de golven die
op zee ontstaan, gestuwd door het verlangen om aan
land te komen, om op stranden zandkastelen te bewonen
die daar door kinderhand werden gebouwd, tot nieuwe
golven nieuwe dromen wakker spoelen telkens weer, O
wij weten niet wanneer ons ogenblik gekomen is, het staat
geschreven in het einde en begin van dagen, wel 100.000
maal, wij kunnen het wel vragen maar het antwoord werd
door dat onstilbaar Hart ver voorbij de grens gedragen
van wat kenbaar is, slechts als wij dieper zinken zullen wij
niet meer wagen naar die dagen want dan worden wij de zee
die al dat golven op en neer blijft dragen, wij worden zand,
wij worden kinderhand, bewoners worden wij, wij worden
kamer, wij worden hoeders van de ruimte waarin slechts
woont, in einde en begin van dagen, het nooit afnemend
kloppen dat alles overstemt, wij worden poortwachter,
heraut voor de Kasteelheer die ons met Zijn onstilbaar Hart
het einde schenkt en het begin van dagen.

(geschreven nav een inspirerend gesprek met mijn moeder en een 99-jarige dame: mevrouw Grietens, die vaak het zinnetje uitsprak: “er is een einde en begin van dagen”, moeder vroeg daarmee een gedicht te schrijven, ze vond het zo mooi dat ze me opdroeg dit voor te lezen op haar begrafenis, wat ook gebeurde ❤ )

Afscheidsbrief

Mayday 101

De stilte in mijn hoofd is oorverdovend, terwijl ik
in je ogen kijk lijkt het een wonder dat zelfs jij niets
opmerkt van dit overdonderend verhaal, ik kan het
niet begrijpen, ik kan het niet geloven, wij kunnen
elkaar niet bereiken als de taal ontbreekt.

De hemel boven lijkt steeds verder weg, hoe hoger
ik wil klimmen hoe nauwer lijkt de opening te worden
waarlangs licht naar binnen sijpelt, alsof ik neerwaarts
donder in een omgekeerde waterval, ik hap naar lucht,
ik adem dieper maar de lucht wordt ijler, hoe meer ik
snak naar zuurstof hoe lichter voel ik in mijn hoofd,
steeds lichter, mijn armen worden vleugels, ik kan nog
enkel wieken, het wordt steeds minder mogelijk om
verzet te bieden tegen deze drang die opwaarts stuwt,
er is een zwaartekracht die sterker is, die dwingend
overneemt van ademhalen, ik word ontvangen in
luchtledigheid waarin ik eindelijk spreken kan:

“Ik ben niet meer en toch kijk ik je aan, reik ik je aan:
ik bied je oogverblindend inzicht in mijn taal, schenk
mij  jouw stilte, oorverdovend, overdonder en beadem
mij,  ik bid je nu, wek me tot leven, luister, vertaal dit
sprekend zwijgen, spreek me aan, doorzie me, bereik me,
herken me, raak me aan, ik weet dat je er bent, ik vraag je:
denk me om, gebruik mijn glimlach en maak er de sleutel
van die de geheimtaal van mijn ziel ontcijfert, breek mijn
code, open mij, treed binnen alsjeblief,  vergeet  mijn zinnen,
en ik schenk je mijn verhaal.”

De stilte in mijn hoofd is oorverdovend, terwijl ik
in je ogen kijk lijkt het een wonder dat zelfs jij niets
opmerkt van mijn overdonderend verhaal, ik kan het
niet begrijpen, ik kan het niet geloven, wij kunnen
elkaar niet bereiken als je mijn taal niet spreekt.

~opm: zelfdoding is één der belangrijkste doodsoorzaken
in onze maatschappij, met dit gedicht probeer ik een stem
te geven aan wat niet gehoord wordt

Postuum

Je brief kwam toe, je lippen waren reeds
gesloten en ik opende opnieuw, zoals je
voor de eerste maal verzegelde geheimen
kan ontsluiten, voorzichtig, stil , plechtig
en nieuwsgierig naar wat voorbij het graf
aan openbaarheid wordt gegeven, zoals
een eeuwenoude farao nog spreken kan,
een schatkamer waarvan je het bestaan
vermoedde die nu schitteren kan in al
zijn goed bewaarde pracht en praal, ter
nagedachtenis van lang vergane glorie,
diamanten, goud en mirre , geschenken
van de koningen en keizers om de verre
reis naar onbestemde overkanten in alle
vrede laten te verlopen. En ik las opnieuw
je lach, je liefdevolle dienstbaarheid in
schuchtere woorden die hun best deden
om slechts te klinken als stil getuigende
vergeet-mij-nietjes, je merkt pas dan hun
geurende aanwezigheid als ze verdwenen
zijn, de leegte die dan achterblijft naast
rozenperken die zich haasten  om die plek
dan in te nemen en om snoeien vragen.
Je brief kwam toe, je lippen waren reeds
gesloten, en toch moest ik openen, en ik
opende opnieuw, je sprak tot mij: vergeet
mij niet, ik ben er nog, ruik je me niet?