Zoals ik kijk naar jou, zo is het
kijken naar wolken achter glas,
de hemel laat zich slechts heel
even kennen, een ogenblik, de
tijd om al te wennen aan een
eeuwigheid. Stukje bij beetje
stapelt de ene wolk zich op de
andere, tot er een vreugdevol
herkennen komt, een helder
wederzien, een korte knipoog,
als om je vertellen dat je welkom
bent. En als je reiken wil dan
zal je alle glas wel overwinnen,
want het staat in zand geschreven:
zoals de wind met wolken speelt,
zo strelen golven vaak het strand,
een nooit aflatend herbeginnen
tot alle kijken wordt zoals een
eeuwig minnen, zoals de wolken
stapelen, in een hemel voor het
glas.
Verdampen
Als alle woorden zomaar verdampen,
oplossen in zonnestralen, om dan in
wolken nieuwe verhalen te beginnen
die door de wind gelezen, op het gras
geschreven worden, en als ik dan ga
liggen, mijn hart laat rusten, al mijn
verlangens overgeef aan het zachte
strelen van de halmen op mijn huid,
als ik dan adem, word ik opnieuw
geboren, ik zwem in licht, ik denk
niet meer, ik hoor je stem, een nieuwe
taal, een hemels ochtendgloren, alle
tranen dan verdwenen, zonbeschenen,
ik hoef niet meer, als ieder woord
zomaar verdampt dan ben ik opgelost,
gedragen in een dieper weten: zo licht
wist ik het wel, ik was het niet vergeten,
wat door de wind gelezen wordt gaat
nooit verloren, je hoeft het enkel te
vertalen uit het strelen van de halmen
op je huid: welkom, welkom, je bent
de liefde van mijn leven.
Hier
Waar ben je nu?
Waait wind wolken weg
ontplooit er zich een dieper
weten: vanuit een blauwe
diepte spreek je, zoals je
nooit gesproken hebt, en ik
luister, je woorden dragen
verder dan mijn lippen ooit
vermochten, en zo fluister
je mijn naam, je schrijft
in letters die alle wind
weerstaan: je blijft
bestaan
Wandelaar
Een wandelaar kijkt rond, verkent het stappenplan
met vleugels en droomt reeds van een vergezicht dat
nog verborgen ligt, een wolkenwandeling die helder
uitgestippeld op de landkaart van het leven staat
gedrukt, nog onbetreden, een wandelaar kijkt rond,
hij draait en keert en volgt een ogenblik, een spoor
dat moet getrokken worden om horizon aan horizon
te binden, een wandelaar kijkt rond, klapwiekend over
grenzen, waait heen en weer, zwerft tussen aankomst
en vertrek, een golf die noch aan eb noch aan de vloed
behoort en toch een thuis vindt in het stromend water,
een wandelaar kijkt rond en twijfelt even, alsof hij
niet geloven wilt dat wat hij achterlaat zal terugkeren,
zoals een ademtocht, herinnering, die zich opnieuw zal
openplooien als een onbekende levenslijn, die niets
anders verlangt dan nacht aan dag en wandeling aan
wandelaar te binden.
Hemelpoort
Wat blijft er achter in de hemel als alle wolken
zijn verdwenen? Zoals een vers getrokken spoor
door zon verzandt in stof, zoals voetstappen
verdwijnen eenmaal gedrukt, zo is het ook met
woorden: eenmaal uitgesproken worden ze
luchtledig, naakt en onbeschermd, ze drijven
verder in golven, spoelen aan, en worden dan
gegrepen door onschuldige kinderhanden, die
er nieuwe dromen mee verzinnen. Wat blijft er
achter in de hemel als alle wolken , alle tekens
zijn verdwenen, uitgewist, en enkel staalblauw
nog aanwezig is? Misschien is ergens ver, nog
niet beschenen toch een hemelpoort, een opening
waarvan de sleutels ons ontbreken, die ooit
in onze handen aangespoeld ons het verzinnen
boden van wat door onze dromen dan werd
ingevuld, alsof onze armen onze handen lieten
grijpen doorheen tralies naar enkele naakte
woorden , luchtledig, onbeschermd, net geboren,
in verwachting van een wederwoord.
(afbeelding: Boutman, uitkijkend over de Noordzee, Oostduinkerke)