Levensreis

Wees als de zon
die duisternis verdrijft en die eerst rood verschijnt,
zoals je wangen als je brandt van liefde

Luister hoe vogels
reeds het licht verwelkomen dat weldra schijnen zal
terwijl de nacht nog niet verdwenen is

Alles wordt warm,
zelfs als de winterzon de schaduwen doet langer worden 

Wees als de zon
bij ’t ochtendgloren, en je duisternis zal smelten met het licht

Weet dat je steeds een antwoord krijgt,
soms plots, soms langzaam, maar iedere dag opnieuw

Hou vast aan de gekozen koers,
en laat je hart kompas en anker zijn

Wees niet bevreesd voor ’t duister van de nacht:
hij hoort bij elke dag zoals geliefden bij elkaar

Wees niet bevreesd om wachtgeld te betalen,
het is de stilstand die beweging brengt

Wees als de vogels
die zo blij de zon in al haar pracht ontvangen

En als je soms het nest verlaten moet, vlieg niet te hoog,
vermoei je ogen niet met wat veraf nog onbereikbaar ligt
maar vertrouw je eigen vlucht, je eigen weg,
laag bij de grond zullen je vleugels vinden wat je nodig hebt 

En weet dat iedere ontmoeting al in zich het afscheid draagt
En weet dat in het afscheid steeds een nieuw ontmoeten wordt geboren 

Wees klein
zoals één zandkorrel het begin is van je droompaleis 

Wees klein
zoals één druppel groeit tot zee

Wees klein,
en daarin groot 

Neem tijd om stil te staan als ’t afscheid nemen dan gekomen is
en voel de warmte van een nieuwe weg

Want afscheid nemen is geboren worden in een nieuwe dageraad

Reis van de vermoeide Harten

Love and Light

De reis begint, dan is het goed om aan de tafel
voedsel in te slaan zodat de geest zich leeg kan
maken, ruimte biedt voor indrukken die
onderweg het oog opvallen als het ver voorbij
de horizon weet dat in de wolken reeds
ontwaken  sluimert voor vermoeide Harten.
Dwalend zwerft de nachtegaal doorheen
inktzwarte Duisternis en toch is hij nog te
onderscheiden, klapwiekend verplaatst hij
de armen die hem dragen, voor het oplettend
Oor vertelt hij over het zachte diepe Weten,
de geborgenheid die men ontmoet als Hout
ontvlamt  nadat het spaarzaam werd verzameld
om ontvankelijke Warmte te verspreiden,
om te delen wat in Winters werd gestapeld
om reeds Zomers te ontvangen, terwijl
de Lente nog op zich laat wachten.
Zo begint de reis, een vaag vermoeden
wat het reisdoel wezen kan is lang reeds
opgeborgen in de kamers van het huis
dat men tussen kale bomen losgelaten heeft
nog voor de reiswind hen onstuitbaar heen
en weer liet zwiepen: zoals een woord kan
komen aangewaaid nog voor het wordt
gesproken, nog voor het oren vindt om in
te wonen, nog voor de taal bestaat waarin
betekenis kan huizen, net zoals ik hier
het lichaam vond dat wenkte, terwijl ik
nog duizenden lichtjaren verwijderd was
van openbloeien, zo klopt de reiswind aan,
een vuurtoren die pal de hoogste golf weerstaat
en zuiver Licht geeft, een straal die als
een navelstreng de sterren likt. Ja, zo begint
de reis, de reis van de vermoeide Harten,
zij weten dat waar Licht en Water elkaar raken
rust te vinden is, een Poort naar diepe en
verwelkomende Warmte die uitnodigend is,
de ogen opent voor wat nog in onzichtbaarheid
verborgen lag, maar toch Aanwezig is, zoals
het maanlicht slechts wordt opgewekt als zij
haar donkere zijde aan de wentelende Zon ter
koestering aanbiedt, groeiend, zoals verlangen
eenmaal losgelaten plots vervulling vindt,
zo komt de reiswind en zo begint de reis,
zo komen zonder aarzeling de eerste stappen.

Afbeelding > Sopena de Carneras, Leon, Spanje

Ontdekkingsreis

De weg verliezen op een kruispunt is
als bloemen die groeien in het wild,
alle wegen, alle wijzers staan zo maar
op hun kop, helemaal op hun kop, je
kan er zelfs geen staart aan krijgen,
vuur kan het niet smelten, al dat ijzer,
het plooit gewillig, draait en waait in
alle richtingen, een wind van ergens
en van nergens heeft het zoeken
aangewakkerd, wild, opgejaagd als
wild, en tussen al dat wild groeien
die bloemen dan, ze bloeien door
geen mensenhand bestierd, alsof
ze hier zijn aangeland vanuit een
plek op een nog niet gedrukte en
onbestaande schattenkaart, waar
het ontdekken dan een antwoord
biedt, dan zie je bloemen, wild, zo
wild dat je erbij de weg verliest, en
in het wilde weg toch gaat op reis,
die aangeboren, in ziel geprente,
bedoelde en heldere ontdekkingsreis,
wat eens verborgen leefde, toegedekt,
wordt nu ontbloot, wordt nu nieuw
naakt zwerven in  wakkere wereld
in zorgeloze zin, in witte wijn en
zingend samenzijn, in spelend, o,
in één en al , in vuur en vlam, in
letters en in cijfers en in jou in mij
in wij die hier verkeren in een staat
van opperste verbondenheid, en zo
is deze weg verliezen op een kruis
en op een punt, noch kop noch munt,
verliezen om opnieuw te kiezen hier
in dit orgelpunt, het nu waarin we
niet verloren maar waarin we telkens
weer geboren zijn, herboren nieuw, 
als wilde bloemen.

%d bloggers liken dit: