In mij ben je niet meer, van mij
dat ben je nooit geweest, en zal
je ook nooit zijn, een handvol
liefde in twee ogenblikken, zo’n
hemel wil ik voor je zijn, dat je
zoals wolken daarin drijven kan,
dat ik daarin de zon zal laten
schijnen over alle buien heen,
om zo mijn regenboog te kunnen
spannen, en iedere straal zal je
een schaterlach ontlokken, zal je
verlichten, oplichten tot je met
eigen vleugels vliegen kan, drijven
op de adem die de wind laat
waaien, en die ons allen leven
laat, in mij ben je niet meer, van
mij dat ben je nooit geweest, en
zal je ook nooit zijn, je bent veel
meer dan dat, want wie je bent
staat in je ziel als letterstraal in
gouden eed geprent: ik ben, ik
ben een godsgeschenk
Sterrenlicht
Het is zoals met licht van sterren, wat
we zien is slechts de afdruk van verhalen
die reeds lang voor ons geschreven zijn,
wij leven in een veld dat enkel nog
bestaat in de herinnering, terwijl we lezen
worden op hetzelfde ogenblik en ver van
hier al nieuwe regels toegevoegd die niet
voor ons meer te ontdekken vallen maar
voor de kinderen die nu nog niet geboren
zijn, zoals de regen voor het zonlicht moet
verdwijnen, en wolken voor de wind, zo is
het ook met ons: wij keren telkens terug
naar oceanen tot we opgezogen worden
of verstijven, tot zonnestralen ons weer
zachtjes oplichten, en zoals sterren wij dan
plots verschijnen uit en in het Niets, een
Mantel opent zich, twee vleugels reiken
van Begin tot Eind, een Lichtflits schudt
het verenkleed, uit onze handen vloeit
betekenis die oplicht aan de hemels waarin
kinderen de dromen vangen die wij daar
achterlieten, ja waarlijk, het is zoals met
licht van sterren: zij dragen de vruchten
van het veld dat enkel nog bestaat in de
herinnering, maar nooit vergeten wordt,
tot nieuwe ogen wakker lezen wat ooit
bedoeld was te ontkiemen in één ogenblik.