Voor wie dit leest

Er zijn gedichten waarvan je soms denkt: “Ik wou dat ik ze zelf had geschreven…”. Dit gedicht van Leo Vroman is er zo één.  De regel “.. en laat Uw blik hun innigste niet raken tenzij Gij door de liefde zijt gedreven”  is een prachtig adagio: eenvoudig, kwetsbaar en ontroerend eerlijk. Leo Vroman werd geboren in 1915 en stierf bijna 100 jaar later… de Liefde heeft hem waarlijk gezegend.

Voor wie dit leest ~ Leo Vroman

“Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken,
mijn hete hand uit dit papier niet steken;
wat kan ik doen? Ik kan U niet bereiken.

O, als ik troosten kon, dan kon ik wenen.
Kom, leg Uw hand op dit papier; mijn huid;
verzacht het vreemde door de druk verstenen
van het geschreven woord, of spreek het uit.

Menige verzen heb ik al geschreven,
ben menigeen een vreemdeling gebleven
en wien ik griefde weet ik niets te geven:
liefde is het enige.

Liefde is het meestal ook geweest
die mij het potlood in de hand bewoog
tot ik mij slapende vooroverboog
over de woorden die Gij wakker leest.

Ik zou wel onder deze bladzij willen zijn
en door de letters heen van dit gedicht
kijken naar uw lezende gezicht
en hunkeren naar het smelten van Uw pijn.

Doe deze woorden niet vergeefs ontwaken,
zij kunnen zich hun naaktheid niet vergeven;
en laat Uw blik hun innigste niet raken
tenzij Gij door de liefde zijt gedreven.

Lees dit dan als een lang verwachte brief,
en wees gerust, en vrees niet de gedachte
dat U door deze woorden werd gekust:
Ik heb je zo lief.”

Oude Getrouwe

Want heb jij ook die wolk gezien die
tussen twee kometen plots verscheen,
zomaar, in het helder blauwe niets,
tot alles even plots verdween? Het ging
zo snel dat al je ogen knipperden, je
kon het niet geloven, het was onmogelijk,
alsof je in het gras naar diamanten
zoekt: je denkt zo vaak dat vinden
niet voor jou is weggelegd. Toch zoek
je verder, tegen dat beter weten in,
als naar een ster, onzichtbaar voor
het blote oog, maar wel aanwezig,
je denkt dan: het zal het zonlicht
zijn dat me nu parten speelt, ik zal
maar wachten op de heldere nachten,
je weigert te geloven dat zo’n geluk
niet voor het rapen ligt, dat deze
schatten niet voor jou zijn weggelegd,
omdat je vinders kent, je ziet het in
hun ogen toch, en tijdens dat besef
groeit al opnieuw de twijfel: is wat
ik zie gezichtsbedrog? Maar ergens
diep in jou leeft nog het schaduwbeeld 
van een herinnering,  je  kan er niet
je hand op leggen, je voelt het als
de adem van een diepe warme water
bron die met een vaste regelmaat,
oud en getrouw,  en straal na straal
je hart verlicht, zodat die twijfel snel
verdwijnt totdat het opnieuw donker
wordt en koud, tijdens het zwijgen.
Ach  ja , ik weet het wel, hier is geen
plaats voor wolken, verschijnen geen
kometen, deze planeet bestaat slechts
bij de gratie van dat diep verlangen
twee helften aan elkaar te binden,
alsof je niet al helemaal volledig
bent – want dat is alles, en ook niets
– alsof er iets ontbreekt – wat dan
vraag ik me af – alsof een ster zomaar
zou wachten om een volgend lichtjaar
in te stappen- kijk dan omhoog, zie
je het Licht niet dat je belangeloos
gegeven werd, je toekomst, je verleden
– neen, wat hier te vinden  is, is slechts
de afdruk van wat enkele diamanten
achterlieten in dat gras, alweer was
je vergeten dat jij het was die ze daar
achterliet, als tranen van geluk, die
door dat sterrenlicht dan werden
meegenomen om ze in veelvoud aan
jou terug te geven, zoals een wolk die
plots dan tussen twee kometen zomaar
uit dat helderblauwe niets verschijnt,
het enige wat je slechts hoeft te doen
is te ontvangen, of was je ook nog eens
dat schaduwbeeld vergeten, en van
Wie denk je dan wel dat dat  was?
Haal dus diep adem tussen dat oude
en getrouwe, en luister naar de stilte
tussen beide, waar straal na straal
als een fontein enkel die zuiverende
Liefde je dan helemaal onderdompelt,
tot al je vragen worden opgelost, en je
dan eindelijk die Ziel herkent, en dan
heb je die rust gevonden, zwem je
opnieuw in het vertrouwde warme
water van de Levensbron en schitter
je , zomaar in dat helder blauwe niets
als tussen twee kometen net die ene wolk.

(afbeelding: Peperonity)

ps: “Oude Getrouwe” cfr  > “The Old Faithful”, Yellowstone Park, Wyoming, USA

Wenteling

We zullen altijd in de wenteling der Aarde
Vuur doen branden, zoals vlammen door
de wind het pad van vreugde vinden, zoals
in verre horizonten stemmen klinken van
wat aan de overkant werd toegeschreeuwd,
ze slapen niet, ze slapen nooit, ze zoeken
enkel wederwoord, en oor, een Hart, een
Ziel om gaten op te vullen die  de golven
in de duinen sloegen, O, wat is het stil, zo
stil dat ik nu in je kan, je bent, je bent er
niet en toch zie ik hoe in de wenteling der
Aarde alle leven brandt.

(Geschreven op bezoek bij Paul Antipoff, 46,
reeds 18 jaar verlamd ~polio, maar een
bezield mens & schrijver met helende kracht)

ps: de foto is getrokken met flits door het venster
van het kapelletje naast Paul’s huis

Vriendelijk

Wat was je vriendelijk vandaag, nog
voor ik vroeg had je het al gegeven,
zoals je natte haar kan drogen in de
wind als je even langs golven loopt.
Wat was je vriendelijk vandaag, je
was er nog voor ik je geroepen had,
zoals een zonnestraal plots oplichten
kan terwijl de hemel zware wolken
leek te dragen. Wat was je vriendelijk
vandaag, nog voor ik aan je dacht
verscheen je met een glimlach voor
mijn vensterraam waar ik me achter
een gordijn verscholen had, zoals
de rook het vuur verhindert op te
vlammen en dan plots wakker schiet,
één vlammetje dat alle duisternis
weerstaat en hoop biedt aan wat
nog te smeulen leek. Wat was je, O,
wat was je vriendelijk vandaag, zo
vriendelijk dat het wel leek alsof
alle sterren enkel oog hadden voor
mij daar achter glas, een kamerplant
die water krijgt in alle poriën van
zijn uitgedroogd bestaan, ja, even
was ik vergeten dat het Liefde was
die je bewoog, en dat je stilte zo oor
verdovend vriendelijk kan zijn.

(foto: ooievaars die ik ontmoette on the road naar Santiago De Compostellamet mijn bus weliswaar- een magisch moment!)

Samen

(dit gedicht schreef ik als 17-jarige, vol van verliefdheid 😉

’s morgens lopen op dauwdruppels
samen jij en ik
en dan bijten in groenappels
zoals de vogels doen

’s middags lopen in zandkorrels
samen jij en ik
en dan zwemmen in oesterparels
zoals de vissen doen

’s avonds lopen door droommossen
samen jij en ik
en dan klimmen in hemelbossen
zoals de paarden doen

’s nachts slapen in elkaars armen
samen jij en ik
en dan dromen van hartverwarmen
zoals de kindjes doen

(afbeelding: “Slapende kinderen”, Albert Anker ~(1831-1910)